De letterlijke betekenis is: "slecht kunnen rekenen". Dyscalculie is een rekenstoornis die dikwijls samengaat met nog een aantal andere beperkingen, zoals ruimtelijk inzicht, klokkijken, slecht geheugen, spellingsproblemen en gebrek aan inzicht. Bij dyscalculie gaat het verwerken, organiseren, bewaren en weer ophalen van informatie in de hersenen niet goed.
Er kan sprake zijn van dyscalculie als een leerling blijvende en opvallende moeilijkheden heeft met rekenen en wiskunde, bij een normale intelligentie. Deze leerlingen kunnen moeilijkheden hebben met het begrijpen van wiskunde, maar de moeilijkheden kunnen zich ook uiten in opvallend veel rekenfouten terwijl ze de sommen wel begrijpen.
Pas als de problemen na 6 maanden van intensieve begeleiding hardnekkig blijken te zijn, kunnen we spreken van kenmerken van dyscalculie.
Dyscalculie kan alleen worden vastgesteld worden door de leerling te laten testen.
Men spreekt vaak ook van dyscalculie als leerlingen blijvende en opvallende moeilijkheden hebben met rekenvaardigheden en wiskunde, ondanks een normale intelligentie. Deze leerlingen kunnen moeilijkheden hebben met het begrijpen van de wiskunde, maar de moeilijkheden kunnen zich ook uiten in opvallend veel rekenfouten zonder gemis aan begrip.
Als een kind niet goed kan rekenen heeft dat in de basisschool minder consequenties dan als er met lezen iets aan de hand is, omdat rekenen een veel kleinere rol speelt bij de andere vakken. Waar kunnen problemen met rekenen dus net gelijk aan dyscalculie zoal te maken hebben?
Een kind kan over zwakke intellectuele mogelijkheden beschikken, wat zichtbaar wordt bij alle leergebieden. Er kan sprake zijn van een leesprobleem, waardoor leessommen extra moeite kosten. Er kunnen problemen zijn met de rekenmethode en soms ook met het lesgeven; dan ligt het aan het onderwijs.
Als de oorzaak niet in het bovenstaande ligt, dan moeten we kijken hoe het kind zich de basisvaardigheden eigen maakt:
Verder spelen geheugenproblemen nogal eens een rol. Al rekenend raken ze de informatie kwijt uit hun werkgeheugen (korte termijn geheugen). De basisvaardigheden van optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen komen er niet in (automatisering). Ook de manier van werken die het kind hanteert kan een bron van verwarring zijn (strategie). Vaak is de instructie niet voldoende en is verlengde instructie nodig. Anders beginnen ze zo maar aan een som, of komen juist niet tot werken. Pas als deze problemen bij een goede begeleiding na 6 maanden van intensief werken hardnekkig blijken te zijn, zouden we van kenmerken van dyscalculie kunnen spreken.